De Ambassadeur, vergezeld van een beperkt aantal personeelsleden van de Ambassade, bracht hulde aan de nagedachtenis van de Taalmartelaren door bloemenkransen te leggen bij het permanente Shaheed Minar (monument ter nagedachtenis van de slachtoffers van de Bengaalse Taalbeweging van 1952) in het Campo dos Mártires da Pátria park in Lissabon.

Later die dag was er, na de beperkingen in verband met de pandemie en het bewaren van de sociale afstand, een evenement op de ambassade om de Dag van de Martelaren en de Internationale Dag van de Moedertaal te herdenken. Aan het begin van het programma werd een minuut stilte in acht genomen om hulde te brengen aan de martelaren van de taalbeweging. Er werden boodschappen voorgelezen van de Bangladeshi president, de eerste minister, de minister van Buitenlandse Zaken en de staatsminister van Buitenlandse Zaken.

Ambassadeur Tarik Ahsan bracht in een toespraak diepe hulde aan de Taalmartelaren. Hij erkende dat het opperste offer van de martelaren heeft geleid tot de erkenning van het Bangla als één van de staatstalen van het toenmalige Pakistan. "Het is het Bangaleese nationalisme dat uiteindelijk de basis heeft gelegd voor het onafhankelijke Bangladesh", merkte hij op. De ambassadeur riep uitgeweken Bangladeshi's op om de Bengaalse taal en cultuur onder de aandacht van de wereld te brengen. Hij drong er ook bij de jongere generatie op aan om de Bengaalse taal en cultuur te beoefenen.

Aan het einde van de dag namen de ambassadeur en de gasten deel aan een speciaal gebed