Het Portugese voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie en het Europees Parlement hebben een tussentijds politiek akkoord bereikt dat de doelstelling van klimaatneutraliteit van de Europese Unie in 2050 wettelijk vastlegt.

In een bericht op zijn persoonlijke Twitter-account schrijft António Costa dat hij geconfronteerd wordt met "een nieuwe verbintenis die is aangegaan in de tripartite overleg over de eerste Europese klimaatwet". "Het is een onmiskenbaar teken van de vastberadenheid van de Europese Unie om de klimaatverandering te bestrijden en een goed voorteken voor de klimaattop", aldus de minister-president.

Ook volgens de premier van Portugal, het land dat tot juni voorzitter is van de Raad van de Europese Unie, "heeft de noodsituatie rond de pandemie [van Covid-19] de noodsituatie rond het klimaat niet doen verdwijnen".
"Moge de Dag van de Aarde anderen inspireren om actie te ondernemen voor een gezondere en duurzamere wereld", voegt António Costa eraan toe.

Er wordt verklaard dat "de onderhandelaars van de Europese Raad [waarvan Portugal voorzitter is] en het Europees Parlement een voorlopig politiek akkoord hebben bereikt dat de doelstelling van klimaatneutraliteit van de Europese Unie in 2050 en de doelstelling van een collectieve nettovermindering van de uitstoot van broeikasgassen (uitstoot na aftrek van de verwijderingen) met ten minste 55 procent in het jaar 2030, ten opzichte van 1990, wettelijk vastlegt". "Wij zijn tevreden met het voorlopige akkoord dat vandaag is bereikt. De Europese klimaatwet is de 'wet der wetten', die het kader vormt voor de klimaatwetgeving van de EU voor de komende 30 jaar", benadrukte de Portugese minister van Milieu en Klimaatactie.

"Wij zijn er trots op vandaag de basis te hebben gelegd voor een ambitieuze klimaatdoelstelling die de steun van iedereen kan krijgen. Met dit akkoord zenden we een krachtig signaal naar de wereld en maken we de weg vrij voor de Commissie om in juni verder te gaan met het voorstel voor het klimaatpakket 'voorbereid voor de 55'", aldus João Pedro Matos Fernandes.