Deel 3 - Pompeu Magno, Julius Caesar en de machtige keizer Augustus

De 1e eeuw voor Christus markeerde de laatste dagen van de Romeinse Republiek en de oprichting van de provincie Lusitania als onderdeel van het ontluikende Keizerrijk. Twee van de belangrijkste hoofdrolspelers waren Julius Caesar en Pompeius Magno, wier levens op merkwaardige wijze met elkaar waren verweven. Beide mannen werden geboren in het jaar 100 v. Chr. en beiden zouden op verraderlijke wijze worden vermoord in respectievelijk het jaar 48 en 44. Beiden waren zeer bedreven als militair strateeg en politicus. In de beginjaren waren zij goede vrienden en de relatie werd verstevigd door het huwelijk in 59 van Caesars dochter, Julia, met Pompeius en door hun wederzijdse afhankelijkheid van de financiële hulp en begeleiding van Marcus Lucius Crassus, vijftien jaar ouder en de rijkste burger van Rome, die zijn fortuin had gemaakt als handelaar in land, slaven en edele metalen. In 60 v. Chr. vormden de drie mannen een driemanschap dat bedoeld was om de controle van de senaat te omzeilen en de buit van Gallië aan Caesar, Hispania aan Pompeius en Syrië aan Crassus te geven. Maar de rivaliteit tussen de drie werd steeds bitterder en na de dood van Crassus in 53 v. Chr. kwam het tot een burgeroorlog.

Na het einde van de Sertoriaanse oorlog in 73 v. C. zwijgen de annalen merkwaardig genoeg over de broze vrede in de twee provincies van Hispania, die voortduurde onder het militaire bestuur van Pompeius Magno tot het jaar 67, toen de Senaat, die zijn taak als volbracht beschouwde, zijn militaire capaciteiten elders in de Republiek aanwendde.Hij werd vervangen door Praetor Publius Pifo , een vredelievend man, die trachtte het vertrouwen van het volk te winnen, maar hij werd opgevolgd door Cneus Pifo, die de inboorlingen door repressie van zich vervreemdde en een reeks confrontaties veroorzaakte, die ernstiger hadden kunnen zijn, ware het niet dat er verdeeldheid heerste in de rangen der autochtonen.

Toen, in 61, kwam Julius Caesar, vers van zijn successen in Gallië. Zijn bewind begon slecht met harde tuchtmaatregelen tegen verschillende stammen die in Castilië en Andaluzië met de Romeinen hadden gevochten. Vervolgens toonde hij clementie met de mensen die het bergachtige Herminius district (Serra da Estrela) bezetten en haalde hen over hun wapens in te leveren in ruil voor een wapenstilstand die de plundering door zijn troepen van hun tempels gewijd aan de plaatselijke god Endovelicus zou compenseren. Maar Caesar was niet zo attent toen hij de verplaatsing beval van enkele Lusitaanse stammen van hun heuvelforten naar het achterland van Beira. Veel vrouwen en kinderen en hun beesten kwamen om bij hun pogingen de rivier de Douro over te steken, terwijl hun mannen, vechtend als achterhoede met de rug naar het water, werden gedecimeerd. Maar een vrij grote groep ontsnapte naar de Oceaan en slaagde er daar in de riviermonding bij eb over te steken naar het "eiland" Peniche. Hun achtervolgers probeerden hen te volgen met geïmproviseerde vlotten, maar de stroming was te sterk en veel Romeinse soldaten verdronken. Desondanks claimde Julius Caesar de overwinning te hebben behaald en zette de politiek van "verdeel en heers" voort, die hem in staat stelde de Gallische oorlogen te winnen.

Vanuit zijn militaire hoofdkwartier in Caceres gaf Caesar opdracht tot de aanleg van rechtstreekse routes naar Viseu en Santarem, waar grote versterkte kampen werden gebouwd, elk met een aangrenzende vici (gepland dorp) om inheemse proviand te huisvesten en de troepen van huiselijke gemakken te voorzien. Bovendien werden de forten van Brutus vergroot of verlaten om een strategisch netwerk te vormen voor het bestuur van zijn militaire regering. Olissipo kreeg de status van Romeinse stad en werd omgedoopt tot Felicitas Julia. Later werd Ebora (Evora) omgedoopt tot Liberalitas Julia en kreeg Myrtilis (Mértola) de titel van stad met rechten volgens het Latijnse recht. Om deze plaatsen in Romeinse stijl te herbouwen, stimuleerde Caesar de immigratie uit Italica van bekwame ambachtslieden en hun gezinnen die de kolonie Scallibis (Santarem) Praesidium Julium stichtten.

In het jaar 56 vertrok Caesar naar Rome om zich kandidaat te stellen voor de verkiezing van één van de twee jaarlijkse consuls en was daarna twaalf jaar afwezig uit Iberia. Gedurende die periode vielen de twee provincies onder de jurisdictie van Pompeius die aanvankelijk regeerde via Proconsul Publius Cincinnatus bijgestaan door zijn militaire commandanten als gouverneurs. Zij traden doeltreffend op tegen een aantal plaatselijke "onlusten", maar deden weinig om de door Caesar begonnen wederopbouw voort te zetten en gaven er de voorkeur aan de status quo te handhaven. Hierbij werden zij geholpen door de onenigheid van de volkeren van Hispania Ulterior die ruzie maakten over de landsgrenzen en de mate waarin zij met hun Romeinse heersers moesten samenwerken. De diensten van sommige krijgers van de Lusitanische stammen konden aan de hoogste bieder ter beschikking worden gesteld, zoals in het jaar 56 gebeurde toen ambassadeurs uit Gallië in Hispania "een machtig leger" van milities rekruteerden, maar zij werden in Frankrijk verslagen door de legioenen van Julius Caesar onder leiding van legaat Publius Crassus. Dergelijke ontevredenheid leidde alleen maar tot een verbreding van de vijandschap tussen Caesar en Pompeius, die een einde maakte aan het Driemanschap door een burgeroorlog te ontketenen die niet alleen in Rome maar in alle provincies van de Republiek werd uitgevochten.

Vanaf 47 volgde een reeks confrontaties in Hispania Ulterior tussen de legers van Caesar onder leiding van Quintus Cassius Longinus , een wreed man, wiens optreden het volk ertoe bracht de zonen van Pompeius , Cneus en Sextus, uit te nodigen het bevel over hun strijdkrachten te voeren. Er volgde een bittere burgeroorlog waarbij Romeinen en geallieerde stammen elkaar bestreden. Maar na de slag bij Munda in maart 45 , waarbij de troepen van Pompeius werden verslagen, werd het gezag van Caesar niet meer betwist totdat hij een jaar later werd vermoord, waarna chaos heerste op het Iberisch schiereiland.

Ten tijde van Caesars dood was de achttienjarige Gaius Octavius in Illyrië in opleiding als soldaat, toen hij vernam dat zijn oudoom hem tweederde van zijn landgoed had nagelaten en de loyaliteit van zijn veteranenlegioenen, die zich verzamelden om hem te beschermen tegen de voortdurende vendetta in Rome. Met buitengewone politieke vaardigheid sloot hij zich aan bij Marcus Antonius en Marcus Lepidus in het 2e Triumviraat om de vijanden van Caesar te verslaan en gebruikte vervolgens zijn geërfde rijkdom en militaire macht om zijn tegenstanders uit te schakelen, wat uiteindelijk leidde tot de verbanning van Lepidus en de nederlaag van Antonius in de slag bij Actrium in 31 v. Chr. Vier jaar later werd hij tot Imperador Augustus uitgeroepen en bleef dit tot zijn dood in 14 n. Chr. Een van zijn onmiddellijke daden in 27 v. Chr. was het stichten van drie nieuwe provincies uit het voormalige Hispania Ulterior waarvan Lusitania zich uitstrekte tussen de grenzen van de rivieren Guardiana en Douro over een afstand van bijna 400 km naar het oosten. Hiervan zullen wij verslag doen in : Deel 4 - de Staat van Lusitania.