De tjiftjaf is een grote groep kleine grasmussen, die allemaal een vrij gelijk verenkleed hebben, hoofdzakelijk dof olijfbruin zonder duidelijke tekening. Ze komen in verschillende "smaken" voor in heel Europa en Noord-Azië in bosrijke habitats en nauw verwante vormen broeden ook op de Canarische Eilanden. De naam is een onomatopee, maar het klassieke "tsjiftjiftjiftjaf" wordt alleen door de noordelijke vormen uitgesproken.

In Portugal hebben we een aparte soort, de Iberische tjiftjaf, die een zomergast is en een heel andere zang heeft: een reeks 'tsjaffs' gevolgd door een paar hoge 'sweets' en een korte, snelle triller. Een excentrieke vogel in de vallei onder mijn huis produceerde een lange reeks 'tsjaffs' - zeventien geteld bij één gelegenheid! De contactroep is een luid 'weeet'. In het broedseizoen is hij bleker dan zijn noordelijke verwant, met een duidelijker afgetekende oogstreep en een zweempje geel in de onderdelen. Hij heeft ook donkerrode poten en zit qua uiterlijk dus tussen de zwartpoot tjiftjaf (een wintergast in grote aantallen) en de bleekpoot wilgenzanger, een algemene migrant.

De Iberische tjiftjaf overwintert in Afrika ten zuiden van de Sahara. De eerste vogels keren begin maart terug en bezetten al snel broedterritoria in zowel volgroeide bossen als struikgewas. Tegen eind september zijn de meeste weer naar het zuiden teruggekeerd. Hoewel het normale verspreidingsgebied niet verder reikt dan het Iberische schiereiland, bereiken enkele "doorschietende" voorjaarstrekkers Noord-Europa, met inbegrip van de Britse eilanden. Waarschijnlijk trekken sommige juvenielen in de herfst ook naar het noorden in plaats van naar het zuiden (het merkwaardige verschijnsel van de "omgekeerde trek" doet zich voor in de populaties van de meeste trekvogels) en ik zag eens een vogel eind september op Tresco, Isles of Scilly.

Het broedgebied van de tjiftjaf strekt zich uit tot Noord-Spanje, maar hij is een van de talrijkste wintergasten in Portugal. Hij komt voor in een breed scala van habitats, van bos, struikgewas en tuinen tot weilanden en moerassen, waar hij soms in grote groepen kan worden gezien. Ze voeden zich vaak op de grond of in lage vegetatie, maar vangen ook insecten die worden aangetrokken door laat bloeiende eucalyptusbomen.

Alan Vittery