Op basis van gegevens van het Europees bureau voor de statistiek (Eurostat) stelt het EVV vast dat in totaal 28 procent van de EU-burgers zich geen week vakantie buitenshuis kan veroorloven, en dat dit percentage stijgt tot 59,5 procent onder mensen met een inkomen onder de armoederisicodrempel.

Griekenland is de slechtst presterende lidstaat, met 88,9 procent van de mensen die in armoede dreigen te vervallen, die hun vakantie niet kunnen betalen, gevolgd door Roemenië (86,8 procent), Kroatië (84,7 procent), Cyprus (79,2 procent) en Slowakije (76,1 procent ).
In Portugal kan 72,6 procent van de mensen die in armoede dreigen te vervallen, zich geen vakantie veroorloven, terwijl het EU-gemiddelde 59,5 procent bedraagt. Aan het andere eind van de tabel staan Finland (30 procent), Luxemburg (30,8 procent), Denemarken (31,7 procent) en Zweden (32,3 procent).

Volgens het EVV zijn veel Europeanen met een inkomen onder het gemiddelde werkloos of gepensioneerd, maar deze groep omvat ook miljoenen laagbetaalde werknemers, vooral degenen die het wettelijk minimumloon verdienen. De bevolkingsgroep die een armoederisico loopt, is die waarvan het equivalent inkomen onder de armoedegrens ligt, die gedefinieerd wordt als 60 procent van het mediane inkomen per equivalent volwassene.