In het document benadrukt de DGS dat "in dit stadium voorstellingen met publiek dat niet door gemarkeerde plaatsen is verdeeld, niet zijn toegestaan", waarbij zij erop aandringen dat de plaatsen in openluchtvoorstellingen vooraf moeten worden aangeduid (stoelen of markeringen op de vloer), "waarbij de voorkeur wordt gegeven aan zitplaatsen". Zij benadrukten dat het van belang is altijd een afstand van 1,5 meter tussen niet bij elkaar horende toeschouwers in acht te nemen, "aangezien toeschouwers zich niet verplaatsen, zich in de open lucht bevinden en verplicht zijn steeds een gezichtsmasker te dragen".

De DGS zegt ook dat bij shows in de open lucht "de periode van binnenkomst en vertrek van het publiek moet worden verlengd zodat de binnenkomst van toeschouwers kan worden uitgesteld, waarbij bij de toegang de regels inzake de minimale fysieke afstand van 1,5 meter tussen niet bij elkaar horende toeschouwers in acht moeten worden genomen". Bij shows met een podium mogen de eerste twee rijen naast het podium niet worden bezet of moet een afstand van ten minste twee meter tussen het podium en de eerste rij toeschouwers worden gewaarborgd.

De richtsnoeren bepalen ook dat evenementen met publiek buiten vaste ruimten of inrichtingen van artistieke aard "moeten worden voorafgegaan door een risicobeoordeling door de territoriaal bevoegde gezondheidsinstantie", in samenwerking met de organisator van het evenement, waarbij wordt geluisterd naar de plaatselijke veiligheidsdiensten, om na te gaan of het evenement haalbaar is en onder welke voorwaarden het kan plaatsvinden.

"De scènes en voorstellingen die live worden opgevoerd (bv. toneelstukken, orkesten) moeten, waar mogelijk, zo worden aangepast dat het fysieke contact tussen de betrokkenen (artiesten en toeschouwers) tot een minimum wordt beperkt", aldus het DGS, dat "het delen van microfoons, instrumenten, voorwerpen en accessoires tijdens repetities en voorstellingen tussen artiesten onderling en tussen artiesten en toeschouwers" verbiedt.

De DGS-richtsnoeren bepalen ook dat culturele voorzieningen mogen werken met een capaciteit van maximaal 66 procent en dat het nodig is een digitaal certificaat of een negatieve test voor te leggen in concertzalen of bij voorstellingen in gesloten of open ruimten wanneer het aantal toeschouwers groter is dan 1.000, in een open omgeving, of groter dan 500, in een gesloten omgeving.