Volgens gegevens van Eurostat lag het bruto-uurloon van vrouwen in 2020 in de EU gemiddeld 13% lager dan dat van mannen. Over een periode van acht jaar is de loonkloof tussen mannen en vrouwen in de Gemeenschap verkleind van 16,4% in 2012 tot 13% in 2020.

Op nationaal niveau is de neerwaartse trend die zich sinds 2015 - het jaar waarin de loonkloof op 15% werd vastgesteld - had doorgezet, echter omgebogen na 2018, het jaar waarin de loonongelijkheid in Portugal op 8,9% werd berekend.

Deze ongelijkheden variëren tussen de 27 lidstaten van het communautaire blok. De grootste salarisverschillen worden waargenomen in Letland (22,3%), gevolgd door Estland (21,1%), Oostenrijk (18,9%) en Duitsland (18,3%), terwijl de kleinste kloof werd aangetroffen in Luxemburg (0,7%), dat wordt gevolgd door Roemenië (2,4%), Slovenië (3,1%) en Italië (4,2%).

Volgens het Europees bureau voor de statistiek kan "een deel van de loonkloof tussen mannen en vrouwen worden verklaard door verschillen in de gemiddelde kenmerken van mannelijke en vrouwelijke werknemers en door verschillen in financieel inkomen voor dezelfde kenmerken".

Deze waarden zijn berekend voor bedrijven met tien of meer werknemers. Als ongecorrigeerde indicator geeft de loonkloof tussen mannen en vrouwen een algemeen beeld van de verschillen tussen mannen en vrouwen in termen van loon en maatregelen - een begrip dat breder is dan discriminatie in de zin van "gelijk loon voor gelijk werk", merkt Eurostat op.