Bij vrouwen is bijvoorbeeld de polycysteuze eierstok het meest verantwoordelijk. Het blijft echter belangrijk om, vooral op oudere leeftijd, de schildklier regelmatig te laten onderzoeken en een nauwgezette en uitgebreide follow-up te ondergaan, samen met een adequaat dieet en lichaamsbeweging.

Mensen associëren zwaarlijvigheid gewoonlijk met hypothyreoïdie, maar het is mogelijk dat dit verband niet bestaat, en toch is het belangrijk om hormonale analyses uit te voeren om de werking van de schildklier te meten (TSH en vrij T4), ook al zijn er misschien geen specifieke tekenen en symptomen van hypothyreoïdie, waardoor deze ondergediagnosticeerd wordt.

Er kan echter een indirect verband bestaan tussen beide aandoeningen. Iemand die aan hypothyreoïdie lijdt, voelt zich moe, en iemand die moe is, beweegt minder en doet minder of helemaal geen oefeningen. Op die manier is hypothyreoïdie een indirecte factor in gewichtstoename, omdat bij minder beweging minder calorieën worden verbrand. Bovendien veroorzaakt hypothyreoïdie een daling van de stofwisseling, waardoor het lichaam minder energie verbruikt. Bovendien kan hypothyreoïdie een depressie veroorzaken en ook dat draagt bij tot overgewicht. Iemand die depressief is beweegt minder, is minder actief en heeft soms, vooral bij overgewicht, meer eetlust.

Zo wordt lichaamsbeweging momenteel beschouwd als het therapeutische wapen voor de patiënt met deze twee reeds vastgestelde ziekten, aangezien lichaamsbeweging relevanter is bij de bestrijding van zwaarlijvigheid, en geneesmiddelentherapie de grote bondgenoot is van hypothyreoïdie. Lichaamsbeweging blijft echter een therapeutische maatregel die niet door artsen wordt voorgeschreven. Dit is vooral te wijten aan een gebrek aan kennis van het belang ervan voor de algemene gezondheid en voor bepaalde specifieke pathologische aandoeningen, maar vooral aan een gebrek aan kennis van de parameters ervan, zoals het soort oefeningen, de intensiteit/belasting, de herhalingen, het aantal sessies, enz.

Aan de andere kant is het belangrijk dat artsen alert zijn op spierpijn en artralgie, symptomen die vaak voorkomen bij hypothyreoïdie en die de terughoudendheid van de patiënt voor elke vorm van lichamelijke activiteit kunnen beïnvloeden. Artsen moeten de cyclus doorbreken; pijn-inactiviteit - deconditionering-pijn.

De conclusie is dat bij obesitas, ongeacht de oorsprong of de oorzaken ervan, altijd moet worden ingegrepen via voeding en lichaamsbeweging, zelfs als de lichaamsbeweging mild is. Wat de voeding betreft, is vermindering van het aantal calorieën van fundamenteel belang, ongeacht het gekozen dieet (en er zijn er altijd veel beschikbaar).

Bij obese patiënten die zijn afgevallen en ook aan hypothyreoïdie lijden, is follow-up noodzakelijk. Men mag niet vergeten dat lichaamsbeweging en calorievermindering moeten worden volgehouden om te voorkomen dat de patiënt opnieuw in gewicht toeneemt (ongeveer 80% van de patiënten die de voedingscontrole onderbreken, komen binnen een jaar weer op hun oude gewicht). Het is ook nodig de schildklierfunctie te controleren en waarden te meten die eventueel moeten worden aangepast, aangezien de schildklier een zeer gevoelig orgaan is. Het is in feite de "dictator" van ons metabolisme.

Ten slotte mag niet worden vergeten dat iemand met obesitas altijd een complexe patiënt is met meerdere comorbiditeiten zoals diabetes, hypertensie, dyslipidemie, gastro-oesofageale reflux, osteoarticulaire problemen, een verhoogd risico op meerdere kankers en meerdere cardiovasculaire complicaties, en daarom moet de follow-up ook systematisch worden gestructureerd door een multidisciplinair team.

Voor meer informatie, zie www.grupohpa.comof bel 00351 282 420 400