In de 17e eeuw was de belangrijkste bindingsdaad tussen Portugal en Engeland het huwelijk in 1642 van Catharina van Braganza , dochter van koning João IV en koningin Luisa, met koning Karel II . Met haar kwam een bruidsschat van geweldige proporties, niet alleen vanwege de monetaire inhoud (de eerste guinea werd door de Koninklijke Munt geslagen van Portugees goud), maar ook omdat zij zowel de forten van Tanger als Bombay aan Engeland overdroeg en vrije handelstoegang verschafte tot vele andere Portugese bezittingen, waar Engelse koopmansfamilies dezelfde verblijfsstatus kregen als Portugese onderdanen. In ruil daarvoor werden vier regimenten - twee cavalerieregimenten en twee infanterieregimenten - in Portugal gestationeerd en werd een eskader van tien oorlogsschepen ingezet om de handelsroutes over zee te beschermen. Deze troepen versterkten de Portugese strijdkrachten en wonnen een reeks grensschermutselingen en veldslagen tegen de Spanjaarden: de eerste was bij Ameixial in juni 1663, spoedig gevolgd door de herovering van Evora. In juli 1664 viel een deel van de Spaanse provincie Salamanca aan de Portugezen en een jaar later werd een grote Spaanse troepenmacht verpletterd in de Slag bij Montes Claros.

De restauratie van de Engelse en Portugese monarchieën was in beide landen voorzichtig verlopen, waarbij de nadruk was gelegd op de uitbreiding van de wereldhandel en kolonisatie. In Portugal werd dit grotendeels gefinancierd door de Nieuwe Christenen die, samen met de protestanten, nu vrij waren van de vervolgingen van de Spaanse Inquisitie. Maar deze stemming veranderde met een vredesverdrag tussen Portugal en Spanje dat uiteindelijk op 13 februari 1668 in Lissabon werd gesloten, toen de soevereiniteit van het heersende huis van Braganza werd afgestaan door de wankelende Spaanse Habsburg-dynastie. De toekomstige koning Pedro II van Portugal (1668-1706) tekende als prins-regent voor zijn onbekwame broer koning Afonso VI (1656-68) ; koningin Mariana van Oostenrijk tekende als regentes voor haar jonge zoon , koning Carlos II , en Edward Montagu, als ambassadeur van Charles II, bemiddelde in het proces.

Voor Spanje bracht het verdrag van 1668 een gezegende verlichting van de slopende kosten van de oorlog en de mogelijkheid om meer invloed te verwerven door middel van handel. Voor Portugal ontstonden nu mogelijkheden om de vaardigheden en politieke ideeën te verwerven die zich in Frankrijk, Engeland en Holland hadden ontwikkeld en om gebruik te maken van de impuls van een toenemende stroom rijkdom uit Brazilië.

Hoewel hij in naam regent was, werd Pedro daadwerkelijk monarch door (1) zijn geestelijk onstabiele broer Afonso eerst in het huis van de gouverneur van de Azoren en later in een suite in het paleis van Sintra te interneren, (2) pogingen tot opstand door groepen jonge, schurkachtige edelen de kop in te drukken en (3) met koningin Maria-Francisca te trouwen nadat zij van Rome de pauselijke nietigverklaring van haar mislukte verbintenis met Afonso had verkregen. Hij erfde de scherpzinnigheid van zijn moeder, koningin Luisa, en zijn regering van 38 jaar werd gekenmerkt door een zorgvuldige diplomatie die de confrontatie met de breekbare ambities van de centrale Europese mogendheden vermeed, maar in 1701 sloot hij een verdrag met Lodewijk XIV van Frankrijk dat het Portugese grondbezit in Brazilië en Guinea uitbreidde en de annexatie van de steden Badajoz en Alcantara beloofde in ruil voor steun aan de aanspraak van de Bourbons op de Spaanse troonopvolging. Door Engelse (en Nederlandse) steun voor de aanspraken van de Oostenrijkse Habsburgers werd het verdrag onverenigbaar met de eerdere bondgenootschappen die met Engeland waren gesloten en werd de positie van Portugal onhoudbaar toen de drie bondgenoten Frankrijk in mei 1702 de oorlog verklaarden.

Vader en zoon, diplomaten John en Paul Methuen, onderhandelden met Pedro II over een defensieve alliantie in mei 1703 waarbij Engeland zijn garantie van militaire steun tegen Spanje zou voortzetten en de geallieerden Portugal zouden gebruiken als basis voor hun legers van in totaal 40.000 cavaleristen en infanteristen onder leiding van aartshertog Karel van Oostenrijk en gesteund door Portugese grensmilitairen. De daaropvolgende veldtocht werd zwaar bevochten, maar in het voorjaar van 1706 trokken de geallieerden Madrid binnen om zich vervolgens terug te trekken toen de winter inviel en de Franse en Spaanse verdedigers terugkeerden. Tegelijkertijd stierf Pedro II en werd hij opgevolgd door João V - zeventien jaar oud - die een goede opvoeding had genoten en prompt was getrouwd met prinses Ana Maria van Oostenrijk.

João V regeerde tot 1750 en werd met het jaar machtiger en rijker. Hij zou gezegd hebben: "Mijn grootvader had schulden en was bang; mijn vader had schulden; ik vrees niet en heb geen schulden". De goudproductie in Minas Gerais (Brazilië) kende een exponentiële groei waarvan, in theorie, een vijfde bestemd was voor de Portugese staatskas. Toen in 1728 diamanten werden ontdekt, leek het overvloedige potentieel voor een succesvol koninkrijk verzekerd. Aan de financiële moeilijkheden die door de oorlog waren veroorzaakt, was een einde gekomen door het vredesakkoord dat in 1712 tussen de Grote Alliantie en Frankrijk was gesloten. Er kwam een einde aan de achterstallige militaire soldij, staatsgebouwen werden vrijgemaakt van hypotheek en opgeknapt, universiteiten en instellingen kregen grote nieuwe bibliotheken en het grootste deel van de natie begon zich welvarend te voelen. Er was een algemene consensus om oorlog te vermijden, zelfs tegen de Islam, en João V slaagde erin zich verre te houden van Europese nationale rivaliteiten en herstelde het pauselijke vertrouwen in het katholieke Portugese establishment door kardinalen en priesters in burgerlijke staatsfuncties te benoemen.

João V stierf in 1750 en werd opgevolgd door de krachteloze José I en, in 1777, de mentaal onstabiele Maria I, die in 1799 troonsafstand deed. Maar de dominante figuur in deze laatste periode was Sebastião José de Carvalho, die, nadat hij het vertrouwen van de koning had gewonnen, eerst minister van Buitenlandse Zaken werd en vervolgens minister van Staat met de titels Graaf van Oeiras en Markies van Pombal. Er is veel geschreven over zijn machtige en soms meedogenloze greep op de Portugese politiek en zijn wederopbouwprogramma dat volgde op de aardbeving van Allerheiligen in Lissabon in 1755, toen Engeland hulpgoederen ter waarde van 100.000 pond stuurde. Wat de Alliantie echter zorgen baarde, wass dat Pombal later een beleid van staatsdeelneming in de overzeese handel voerde door een reeks bedrijven op te richten waarvan hij de hoogste leider was. Dit betekende douaneheffingen om smokkel uit te roeien, heffingen om de Portugese textiel- en mijnindustrie te beschermen en een strengere controle op land dat door buitenlanders kon worden gekocht - vooral door Engelse kooplieden wier families er al eeuwen woonden. Zo streng was zijn kapitalisme en absolutisme dat hij de Portugese versie van Frankrijks zonnekoning Lodewijk XIV werd genoemd !

In deel 5 zullen wij de geschiedenis van de Engels-Portugese allianties vanaf 1800 tot de moderne tijd onderzoeken.