Thomas de apostel, beschermheilige van de architecten, was een Galileeër van eenvoudige komaf. Hij had een vurige liefde voor Jezus en was bereid voor hem te sterven. Na de kruisiging scheidde hij zich af van de andere apostelen en geloofde niet in het bericht dat Jezus was opgestaan. Daarom kreeg hij de titel Ongelovige Thomas. Een week later verscheen Jezus opnieuw en zei hem zijn vinger in zijn wonden te steken en te geloven. Hierop antwoordde Thomas: Mijn Heer en mijn God En Jezus concludeerde: Jullie zijn tot geloof gekomen omdat jullie mij gezien hebben. Zalig zij die niet gezien hebben en toch geloven (Johannes 21:24-29).
Credits: PA; Auteur: PA;
Volgens de overlevering werd Thomas na Pinksteren gevangen genomen en als slaaf verkocht aan Gundafor, de koning van India. Nadat hij van zijn meesterschap in architectuur had gehoord, gaf de koning Thomas de opdracht om een prachtig paleis voor hem te bouwen. Tijdens zijn afwezigheid verdeelde Thomas al het geld dat hij voor de bouw had ontvangen onder de armen. Bij zijn terugkeer vroeg Gundafor naar het nieuwe paleis, maar Thomas antwoordde: Je kunt het nu niet zien, maar pas als je deze wereld hebt verlaten. Gundafor stond op het punt hem levend te villen toen zijn broer hem vertelde dat hij in een visioen het paleis had gezien dat Thomas voor hem in de hemel had voorbereid. De koning bevrijdde Thomas en liet zich samen met veel van zijn mensen dopen. Daarna trok Thomas evangeliserend door heel India, totdat hij problemen kreeg met koning Mazday omdat hij zijn vrouw had bekeerd. Uiteindelijk werd hij naar de top van een heuvel geleid en gedood.